Zij is blauw.
Blauwer dan de lucht.
Zo blauw als de zee.
Zij is de zee, zo blauw.
Zo vol liefde.
Zij is de liefde.
“Zij is overal”, zei de vis.
“Zij is boven mij”, zei de garnaal.
“Zij is onder mij”, zei de meeuw.
En wij staan daar, tot onze enkels in het water, met de zee aan onze zijde.
Aan de zee, in de zee.
Zij is ons. Met ons.
Als twee oude vrienden die aan een knik genoeg hebben, maar waar de omhelzing zoveel inniger is.
De zee, zij is ons.
Zout, van alle tranen waarmee wij haar geschapen hebben.
Met elk verdriet zoveel mooie tranen om een zee van verdriet te scheppen.
Zo veel verdriet, met zoveel liefde.
Geschonken door al het leed dat ons verliet.
Zij is ons.
Zij was ons.
Zij zal ons zijn.
Soms wild als een lied gezongen door 30 vrienden, soms zo kalm dat zelfs de woorden om het te beschrijven, rusten.
Zij is ons.
Altijd met ons.
Aan onze zijde.
Vol van verdriet.